In het gesprek tussen de ondernemingsraadsleden ging het vooral over het willen behouden van hoe zaken nu georganiseerd zijn en over angst voor de verandering die de fusie met zich mee zou brengen. Vragen die aan de bestuurder werden gesteld over het eindplaatje van de gefuseerde organisatie, konden vanzelfsprekend niet beantwoord worden. Waarschijnlijk kon de bestuurder de angst van de ondernemingsraadsleden ruiken. Hij deed daarom verwoede pogingen om de ondernemingsraadsleden gerust te stellen door te zeggen dat alles zorgvuldig uitgewerkt zou worden en de ondernemingsraad te zijner tijd een adviesaanvraag zou ontvangen. Het was nu echter te vroeg om antwoorden te kunnen geven op de vragen die de ondernemingsraad had. De ondernemingsraad moest echt afwachten tot er een adviesaanvraag voorgelegd zou worden.
Ondernemingsraad en bestuurder leken elkaar met vraag- en antwoordspel in een formeel procedurele verhouding te brengen.
De ondernemingsraad vond het zelf lastig om een eigen visie te vormen op de fusieorganisatie en het proces om tot het fusieplan te komen. Elke overlegvergadering werd door ondernemingsraadsleden en bestuurder de fusie geagendeerd zonder dat de besprekingen verder gingen dan de rituele dans van het vraag- en antwoordspel.